Volgens een rapport van ABN AMRO is de Nederlandse economie in 2050 niet klimaatneutraal. Toch is er hoop, ook voor zelfzorgretail. De opsteller van dat rapport, Casper Burgering, ziet mogelijkheden hoe de pharmaceutische industrie en zelfzorgretail het beste kunnen omgaan met de klimaatdoelen.
Burgering maakt, als senior econoom Sustainability bij het Economisch Bureau van ABN AMRO, deel uit van het Sustainability Research Team. In 2021 begon hij, op basis van een database van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en TNO, in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn voor bedrijven om koolstofvrije technologieën in te zetten.
“Er is een noodzaak om actief de CO2voetafdruk te verlagen omdat klimaatverandering leidt tot acute fysieke risicofactoren – zoals droogte, overstromingen, bosbranden of milieurampen – waardoor winkelactiva verloren kunnen gaan, de (mondiale) toeleveringsketens en distributiekanalen ernstig verstoord kunnen worden en de grondstofprijzen mogelijk stijgen”, aldus Burgering. “We wilden met die database niet alleen inzichtelijk maken waar bedrijven slagen kunnen maken, maar ook zien wat de impact op de broeikasgasemissies is als iedereen genoeg ambitie toont. We hebben gekeken naar welke technologieën bedrijven concreet kunnen inzetten, wat daarvan het totaaleffect is – maar ook: welke inzet en investeringen dat vraagt aan een bedrijf? We zien hierbij dat sommige technologieën veel investeringen vragen, maar vaak genoeg is er ook voldoende laaghangend fruit.”
Discrepanties
Burgering ziet een duidelijk discrepantie tussen grotere bedrijven en het mkb. “Er zijn verrassend veel mogelijkheden, maar de meeste daarvan worden opgepikt door de grote bedrijven: die zijn meer zichtbaar, hebben meer financiële slagkracht en moeten verantwoording afleggen aan de overheid, de maatschappij en hun klanten. De Europese en landelijke overheden dwingen grote bedrijven steeds meer om transparantie te geven over hun duurzaamheidsinitiatieven. Die transparantie moet leiden tot een betere kwaliteit van duurzaamheidsinformatie. Dat betekent echter dat zij verder moeten kijken dan alleen het bedrijf zelf: ook hoe en wat hun leveranciers aanleveren, moet beoordeeld worden. Zo wordt uiteindelijk de hele keten in beeld gebracht.”
Het mkb daarentegen heeft nogal de neiging om de kat uit de boom te kijken, meent Burgering.
“Er zijn genoeg verduurzamingsmaatregelen die ze kunnen oppakken, maar ze haken daar nog niet op aan. Velen zijn nog van aan het bijkomen van de COVID-periode. Maar daardoor groeit de kloof met de grotere bedrijven. Maar als je niet aanhaakt, dan daalt de waarde van je bedrijf.”
In de stroom
“De meeste broeikasgas-emissies vinden ‘stroomopwaarts’ plaats in de waardeketen door de productie van goederen en het transport, en ‘stroomafwaarts’ door het gebruik van de producten en het afval daarvan. Retail en groothandels kunnen dus vooral een rol spelen in broeikasgas-emissies (van een veel groter deel van de economie) als zij samenwerken met partners in de waardeketen een meer zinvolle aanpak. Dit maakt dat de retailen groothandel een veel grotere invloed kunnen uitoefenen op de broeikasgas-emissiereducties van een veel groter deel van de economie.”
Top-downbenadering
In retail moet de focus liggen op energieefficiency maatregelen, zegt Burgering. “Dat is niet makkelijk, want retail is zo sterk gefragmenteerd en uniek, dat elke transitie separaat aangepakt moet worden. Neem alleen al het feit dat veel retailers geen eigenaar zijn van het pand waar ze inzitten. Dus al zouden ze duurzamer willen werken, als de verhuurder niet meewerkt, dan kun je nog niks. Daarom is het belangrijk dat er een top-downbenadering is van lokale overheden en organisaties. Die kunnen dit het beste structureren. Sowieso blijft overheidsbeleid een belangrijke pijler in verduurzaming: dat zie al aan de impact van het ETS-emissiehandelsysteem, dat goed werkt. En denk ook aan je klanten: besef welke waarde dat vertegenwoordigt richting je klanten, die veel vaker de voorkeur geven aan bedrijven die op het gebied van duurzaamheid hun verantwoordelijkheid nemen.”
Bricks
Volgens Burgering zijn bestaande panden van grote invloed op het energieverbruik en daarmee direct op de broeikasgas-emissies. “Uit CBS-cijfers blijkt dat hoe ouder het pand van de retail of groothandel, hoe hoger het gasverbruik. In het elektriciteitsverbruik zit maar weinig verschil. Om in de komende jaren de broeikasgas-emissies sneller te verminderen gaat gebouwenisolatie mede het verschil maken. Het probleem is echter dat de gebouwen van de retail- en groothandelsbedrijven vaak niet in eigen beheer zijn. De retail- of groothandelsbedrijven die panden in eigen beheer hebben, kunnen investeren in gebouwenisolatie. Het levert niet alleen veel kostenbesparingen op de energierekening op, ook het milieu gaat erop vooruit.”
Op het gebied van energieverbruik is het met name van belang dat bewust wordt omgegaan met energie en alert te zijn op het energiegebruik bij het verlichten, verwarmen van de winkel en/of opslagruimte en het eventueel koelen van producten.
“Maar er zijn nog meer efficiencymaatregelen. Denk bijvoorbeeld aan hergebruik van verpakkingen, gesloten voordeuren bij warm weer (airco optimalisatie) en koud weer (warmtehagen), LED-verlichting en sensoring. Het zijn allemaal relatief laagdrempelige manieren om de broeikasgas-emissies te verlagen.
Dit geldt ook voor de elektrificatie van wagenparken en innovaties op het gebied van duurzame verpakkingen. Afvalmanagement kan ook een grote rol spelen in de broeikasgas-emissiereductie.”
Zonnepanelen en warmtepompen
Retailhuizen en groothandel stappen intussen al over op de productie van hernieuwbare energie om de BKG-emissies te verminderen en kostenefficiënter te werken.
“Steeds meer schakelen over op zonnepanelen op het dak om aan hun energiebehoeften te voldoen. De warmtepomp kan bij veel kleine bedrijven – die goed geïsoleerd zijn – worden geïnstalleerd. Bij veel groothandelsbedrijven en grote retailers is dit soms een complexere ingreep. Potentie emissiereductie tot aan 2030 In de komende jaren zullen de retail en groothandelsbedrijven ook meer onder druk komen te staan van transitierisico’s. Dit komt met name tot uitdrukking door veranderingen in overheidsbeleid, opkomende technologieën die van invloed kunnen zijn op de concurrentiepositie en de veranderende voorkeuren van consumenten. Hierbij gaat intensievere samenwerking in de keten – om de overgang naar koolstofneutraliteit te maken – de sector vooruit helpen.”
Potentie
Burgering wijst erop dat retailers en groothandelsbedrijven een belangrijke rol kunnen spelen in het beïnvloeden van consumenten en hun koopgedrag.
“Door klanten te helpen om koolstofarme keuzes te maken en het assortiment te verduurzamen, kan een beweging op gang brengen die in een lange waardeketen een duurzaam effect gaat hebben. Door hierop in een vroeg stadium voor te sorteren, heeft dat op de lange termijn een grote invloed op veel onderdelen van het economisch systeem.”
Er zit ook wel een stok achter de deur, zegt Burgering: “In de komende jaren worden er meer en meer bedrijven toegevoegd aan de CSRD-richtlijn; dan is het niet meer van willen, maar van moeten. We zien bij diverse sectoren dat de brancheorganisatie het voortouw neemt: die beginnen adviezen in te winnen, doen kennis op en halen de juiste mensen bij elkaar om naar een goede oplossing te zoeken. Samenwerking in de keten is een heel belangrijke factor om de klimaatdoelen van 2030 en 2050 te bereiken.”
Toekomst
Richting het koolstofneutrale doel in 2050 is de kans groot dat de regelgeving steeds stringenter zal worden, zegt Burgering.
“Bedrijven in de sector zullen daarmee meer en meer aangemoedigd worden tot het hebben van een koolstofarme strategie. Om tot 2050 aan het klimaatneutrale doel vast te houden, moeten meer retail- en groothandelsbedrijven investeren in koolstofarme technologieën en manieren van werken. Ons proactieve scenario geeft het pad weer in de broeikasgas-emissies op het moment dat daadwerkelijk bedrijven in de sector een hoog ambitieniveau vasthouden na
2030. Het 2050-klimaatdoel wordt in dit geval echter niet bereikt. In ons passieve scenario wordt het 2050-doel evenmin bereikt. De noodzakelijke ambitie en financiële overheidssteun ontbreken in dit geval. Daardoor blijven de koolstofarme investering en verduurzaming in de sector hopeloos achter. Als we uitgaan van ons basisscenario wat betreft emissiereductie en de beschikbare netto-nul-technologieën in de sector dan komt uit onze berekeningen dat de sector het gestelde doel voor 2050 ook niet gaat halen.
Daarvoor schieten de bestaande technologieën tekort. Dit pad staat nog los van de doorbraaktechnologieën die mogelijkerwijs na 2030 worden geïntroduceerd.”
Stap in goede richting
Al met al blijft Burgering optimistisch, zegt hij: “In theorie is het haalbaar. Het is goed mogelijk dat in de komende jaren innovatieve netto-nul-technologieën succesvol worden geïntroduceerd. Misschien is 2050 nog wat te optimistisch, maar 2030 moet in theorie mogelijk zijn, mits er genoeg ambitie is en de obstakels worden weggewerkt. En probeer op korte termijn in ieder geval met het laaghangend fruit aan de slag te gaan, dat is alvast een prima stap in de richting van het 2030-klimaatdoel.”